De mens als wonderlijk kroonstuk van een evolutie
De evolutie toont ons een ontwikkeling van levende organismen, over miljoenen jaren, van ééncelligen helemaal tot en met de mens. Darwin beschreef deze evolutie als een evolutie van een stoffelijk lichaam waarin hij wetmatigheden herkende van natuurlijke selectie en het overleven van de sterkste. De yoga spreekt ook van een evolutie, maar niet van het lichaam maar van dat wat daaraan ten grondslag ligt, even kort gezegd de ziel. Het woord ontwikkeling heeft precies hetzelfde betekenis als het woord evolutie: iets doet zich uit de doeken, ontvouwt zich, ontdoet zich van wikkels. De evolutie begon met de ‘big bang’, maar begon deze daar werkelijk ? Wat was de oorzaak of de aanleiding hiertoe ? Voor de big bang was er immers niets. Dit niets, we kunnen ook zeggen, met de big bang openbaart en ontvouwt zich het niet stoffelijke of het niet zichtbare. Godsdiensten gebruiken soms deze woorden: ‘God die schept’.
We kunnen zien dat het leven op aarde zich geleidelijk heeft ontwikkeld. Is dat logisch ? Immers, het plan bestond al, of anders gezegd alles was in potentie al aanwezig. Als wij een huis bouwen, dan staat ons dat huis al voor ogen, maar het van de grond af opbouwen omvat duizenden onderzoekjes en handelingen. We zien dat gaandeweg de menselijke geschiedenis de technologische ontwikkelingen voor volgende generaties een vanzelfsprekend uitgangspunt zijn voor hun bouwwerken. Zo kunnen we ook kijken naar de evolutie van levende wezens, waarbij duizenden stapjes en vormen nodig zijn geweest om tot het complexe lichaam van de mens te komen. We zien al deze stapjes terug in bijvoorbeeld het beeld van de embryologische ontwikkeling van ons, gewervelde wezens. Gaandeweg de evolutie zien we ook de ontwikkeling van een zenuwstelsel en hersenen en deze gaat gelijk op met de ontwikkeling van bewustzijn en zielenleven. Zou het zo kunnen zijn dat de stoffelijke vormen drager zijn van geestelijke vormen ? Net zoals wij een huis nodig hebben om in te kunnen wonen ? Maar het is meer dan enkel geestelijke vermogens. Zintuiglijk zijn de vermogens ook groot. Denk aan onze fysieke gevoeligheid, denk aan ogen, oren, neus, smaak, enzovoort; maar ook aan het hart zoals bijvoorbeeld in compassie. Een en ander kunnen we beter samenvatten onder de noemer subtiele vermogens, subtiele, niet stoffelijke, tegenover de stoffelijke vormen. De mens is vooralsnog een ultieme manifestatie van subtiele vermogens.
De yoga omschrijft de mens als het stadium van de evolutie van de ziel waarin het onderscheidend vermogen zich manifesteert. Het vermogen om het een van het ander te kunnen onderscheiden, zoals gezegd via de subtiele vermogens van de zintuigen, van het lichaam, van het hart en van het denken, en dat laatste kent nog een groot onderscheid in de linker en de rechterhersenhelft.
Wat betekent dit voor de ziel ? We dragen de evolutionaire ontwikkeling bij ons. De primaire overlevingssystemen zijn oeroud en zeer krachtig: Vechten, vluchten of bevriezen, grijpen, afweren of negeren. Als mens ervaren we prettige, onprettige en neutrale gebeurtenissen of situaties net zoals de dieren. Maar onze betekenis, rol en/of uitdaging is een andere. Nogmaals, in ons manifesteert zich de bron van alles (God) in heel ver ontwikkelde subtiele vermogens ( ‘God schiep ons naar zijn evenbeeld’). Als wij onze primaire instincten klakkeloos volgen, dan zullen we grijpen alles wat prettig is, afweren alles wat onprettig is en negeren wat ons niet raakt. Als we onszelf bestuderen zien we dat dat voor ons niet werkt. Het is duidelijk een uitdaging voor ons om ons zoals een dier te beperken tot wat we nodig hebben voor optimaal overleven. We kunnen makkelijk ten prooi vallen aan overmaat en verslaving. Zodra de negatieve gevolgen daarvan zich aandienen, moeten we op onderzoek om ons hieruit te bevrijden. In dat onderzoek krijgen we zicht op hoe de geest werkt, bij ons en bij andere levende wezens. Heeft een dier per definitie alle gereedschappen in huis om te overleven, wij moeten ze uitvinden, van jas tot zaag, van onderwijzer tot therapeut. Op natuurrampen na kunnen wij op deze manier alle gevaren het hoofd bieden. De grote les echter schuilt zoals gezegd in het blijven hangen in de dierlijke instincten. Als we het prettige vasthouden, het onprettige afweren en het neutrale negeren, dan gaan wij voorbij aan de wil tot ontwikkeling (Gods wil geschiede) , die inherent is aan de evolutie en in ons stadium aan het onderscheidend vermogen. Dit onderscheidend vermogen stelt ons in staat de stoffelijke wereld volledig te ervaren en te leren kennen en via de stoffelijke wereld de niet stoffelijke en niet zichtbare wereld die eraan ten grondslag ligt. De niet stoffelijke wereld is een geheel andere dan de stoffelijke. We kunnen dat goed zien als we bijvoorbeeld stress of andere emotionele moeilijkheden het hoofd willen bieden. We kunnen ons daarvan niet ontdoen zoals van een partij kromme planken bij het bouwen van een huis. Het zich bevrijden van geestelijke problemen begint juist met het onderkennen en accepteren van hun aanwezigheid.Precies zo is de subtiele, niet stoffelijke wereld van een geheel andere orde dan de materiële. De materiële wereld, daarin komen en gaan de verschillende vormen, van boom tot mens, van dag tot nacht. Het is de veranderlijkheid die de materiële wereld kenmerkt. Het een gaat over in het andere, anders gezegd, het ene sterft en het andere wordt geboren.Als we de materiële wereld benaderen vanuit de primaire instincten grijpen, afweren of negeren, dan neigen we alle mooie dingen vast te willen houden, van auto tot titel, van partner tot het leven zelf. Op deze manier stellen we ons beeld van geluk en tegelijk ons zelf- en mensbeeld gelijk aan de sterfelijkheid. Dit doen we zonder dat we er erg in hebben, maar het is een vergissing, als we voor ogen blijven houden de aard van de bron waarvan wij een manifestatie zijn: God of het allerhoogste bewustzijn (zoals de yoga het noemt), dat onbenoembaar en onverklaarbaar en grenzeloos is, eeuwig. We vergissen ons, we zijn ons niet bewust van onze goddelijke aard en van de onsterfelijkheid van ons bewustzijn, we zijn hier enkel om te ervaren en te leren, daartoe zijn we meer dan uitgebreid uitgerust. Het draait dan ook niet om het ontwikkelen van rijkdom of prestatie in de wereld, maar om de ongelooflijke potentie van ervaring en beleving en kennis nemen de ruimte te geven zich te ontwikkelen. Dat betekent dat we zowel de vreugde als de pijn, zowel het licht als het donker, zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen, kort gezegd alles mogen ervaren en leren kennen. Pas als we de pijn niet meer afweren, maar de beleving van deze pijn serieus nemen en onze aandacht geven, op mentaal en emotioneel niveau, maar met name op lichamelijk niveau, en dit doen op een manier waarbij we er niets aan hoeven te veranderen, enkel te laten rusten in de ruimte van onze aandacht en binnen de intentie van acceptatie, zal de beleving van deze pijn ons helpen onze innerlijke potentie te aanschouwen en te ontwikkelen en met name onze compassie te vergroten, met onszelf met anderen. Precies zo zal ook de aandacht voor de beleving van prettige en neutrale zaken onze innerlijke groei ondersteunen.